Meer dan 2,5 miljoen mensen gaan in Nederland regelmatig naar de kerk. Zij geloven niet alleen in Jezus, maar ook in het samen beleven van geloof. Van met elkaar zoeken naar antwoorden en zingeving tot de saamhorigheid en het omzien naar hun medemens. Wat zorgt ervoor dat mensen zich thuis voelen in hun kerk? En wat maakt hen trots? Deze week aan het woord: Joke uit Breukelen.
Op zoek naar innerlijke rust, stapte Joke Siahaya-Dinkeloo (68) op haar dertigste de Volle Evangelie Gemeente in Utrecht binnen. Een plek waar ze haar tweede thuis vond. Inmiddels gaat ze ruim twintig jaar in Kockengen naar de dochtergemeente van haar eerste kerk en deelt ze de liefde van Jezus uit, waar ze ook komt.
‘Mijn kerk is een hele open kerk. De mensen zijn warm, betrokken en meelevend. We prijzen God en zien het geloof niet als religie, maar als een relatie met de Vader. Dat staat op de eerste plek. De Heilige Geest krijgt bij ons de ruimte. Als we voelen dat er meer aanbidding moet zijn, krijgt dat voorrang en passen we de dienst daarop aan. Ik ben in 1985 gedoopt in mijn kerk in Utrecht en kwam in 2001 in de dochtergemeente in Kockengen, omdat het dichter bij mijn nieuwe woonplaats was. Het voelde meteen vertrouwd, we zijn één grote familie. We hebben 70 leden, veel vaste gasten en een grote groep kinderen. Daar wordt veel aandacht aan gegeven, want dat is onze toekomst. We vinden het heel belangrijk dat zij zich ook welkom voelen. Naast jonge gezinnen zijn er ook ouderen en singles. Mensen komen niet alleen uit Kockengen, maar ook uit de regio. De kerk is voor ons een thuis waar het lichaam van God bij elkaar komt en waar we samen God groot mogen maken. Iedereen doet dat op zijn of haar eigen manier. Zo wordt er gebeden in tongen, gedanst en gevlagd, en soms is het ook gewoon even helemaal stil. Het is echt een geestrijke gemeente.’
‘Ik geloof dat we met elkaar het lichaam van God zijn, en een lichaam werkt. Je gaat niet op de bank zitten en niks doen. Een van mijn eigenschappen is dat ik een verbinder ben. Ik zorg dat ik mensen zie. Ik probeer hen zich welkom te laten voelen en als iemand alleen is, probeer ik diegene in contact te brengen met anderen. Ik ben heel enthousiast en als ik deurdienst heb, sta ik dus ook zo bij de deur. Soms vraag ik God vooraf of ik mensen iets mag meegeven als ze binnenkomen. Ook buiten de kerk praat ik over God en ik plaats veel op Facebook over mijn geloof. Want ik geloof dat we Hem overal groot mogen maken. Sinds ik met pensioen ben, doe ik drie ochtenden per week vrijwilligerswerk in een verzorgingstehuis omdat ik iets wil betekenen voor anderen. Zelf haal ik er ook voldoening uit. Ik probeer de mensen daar liefde te geven, en vertel soms over God.’
‘Ik kan mezelf zijn en voel me vrij. We zijn een huisgezin bij God. Vroeger gingen we op zondag altijd naar mijn opa en oma in het bejaardentehuis. Mijn ooms, tantes en neefjes en nichtjes waren daar ook. Zelf kom ik uit een klein gezin, maar op zondag was het altijd heel gezellig met zo’n grote familie bij elkaar. De kerk doet me soms denken aan die tijd. De mensen in onze kerk zie ik ook een beetje als familie. Het zijn mijn broers en zussen. We zijn niet allemaal hetzelfde, maar dat is in een gezin ook niet zo. Dat is juist mooi.’
In het verleden waren we erg gericht op onderwijs. Nu richten we ons meer op het doen: discipelschap, het goede nieuws delen, familie-zijn en Zijn liefde uitdelen. Die laatste twee zijn heel belangrijk voor ons. We eten bijvoorbeeld bij elkaar thuis, zamelen weleens spullen in voor de voedselbank en helpen met verhuizen of een tuintje opknappen. We proberen om te zien naar elkaar en naar onze omgeving. Als iemand iets nodig heeft, schieten we praktisch te hulp en bidden we. Op vrijdag zijn we een paar jaar geleden gestart met een koffieochtend voor mensen uit de omgeving die eenzaam zijn of krap bij kas zitten. Daarnaast steunen we mensen die in de zending zitten, bijvoorbeeld in Roemenië, India, Colombia en Indonesië. Bovenal zorgen we dat we er zijn en dat mensen een beroep op ons kunnen doen.’
‘Je kan wel in je eentje geloven en God opzoeken, maar in de kerk komen we bij elkaar en leren we van elkaar. We schuren soms, maar brengen samen een offer. De kerk is voor mij geen instituut en geloof is geen religie. Je hoort ergens bij. Als ik ergens mee zit of ergens gebed voor wil, kan ik dat vragen. Dat is belangrijk. En mijn kerk is gewoon een fijn warm bad, ik zou het niet willen missen. Ik ben er in 1985 ingerold omdat ik het gevoel had dat God mij riep en ik ben niet meer weggegaan.’
‘Ik kan weinig zeggen over andere kerken. Ik neem aan dat hun hart erbij zit, en dat zij dus weten dat ze het op hun manier goed doen. Ik hoop vooral dat kerken niet alleen maar gefocust zijn op regeltjes waar je je aan moet houden. Jezus is voor ons gestorven en weer opgestaan. Onze zonden zijn vergeven. Het belangrijkst is de relatie met Hem.’
‘Ik ben trots op hoe we het doen met elkaar. We bouwen elkaar op, bemoedigen elkaar en zien om naar elkaar. De deur staat open. Onze kerk is leuk. Het is fijn en ik heb de verbinding nodig. Ik zou niet meer weten wat ik zonder Jezus zou moeten. Vroeger voelde ik altijd onrust. Dat is niet met vluchtige dingen op te vullen. Alleen God kan je hart vervullen en helen. Hij weet wat je nodig hebt. Dat heb ik zelf ervaren. Het is zo mooi om Gods liefde uit te delen en te ervaren dat Jezus er is. Ik ben dankbaar dat ik dat met mijn kerk kan delen.’
Tearfund liet onafhankelijk onderzoek doen naar de waarde die mensen aan de kerk hechten, en wat blijkt: 77% van de Nederlandse kerkgangers heeft een gevoel van trots over zijn eigen kerk. Gemiddeld werd het kerkelijk leven met een 7,3 beoordeeld, waarbij 43% zelfs een 8 of hoger gaf.