Wat doe je als de machtsverhoudingen binnen een gemeenschap zo scheef zijn dat ze geweld legitimeren? In de Democratische Republiek Congo (DRC) kwamen onze lokale partners in het zoeken naar een antwoord op deze vraag tot de volgende conclusie: geloofsleiders moeten betrokken worden in het aankaarten van problemen rondom gendergerelateerd- en seksueel geweld. De manier waarop dat moet gebeuren wordt toegelicht in het zojuist verschenen rapport ‘Addressing Harmful Social and Gender Norms in Humanitarian Settings’, dat in samenwerking met de DRA (Dutch Relief Alliance) is opgesteld. Sata Bongoy, Projectspecialist bij Tearfund in de DRC, deelt naar aanleiding van dit rapport het volgende: ‘Door geloofsleiders te betrekken verandert de mentaliteit binnen de gehele gemeenschap. Er wordt steeds vaker afstand genomen van religieuze en culturele tradities waarin geweld een rol speelt.’
Geloofsleiders hebben niet alleen zeggenschap vanaf de preekstoel.
Geloofsleiders betrekken doe je overigens niet zomaar. Sata werkt met haar team volgens de EFLC-methode (Engaging Faith leaders and Communities*). Deze methode is door Tearfund ontwikkeld en is verwant aan de eerdere Transforming Masculinities methode. Hoewel de EFLC-methode nog vrij nieuw is, worden de eerste succesvallen al met Sata gedeeld. 'We zien dat geloofsleiders in staat zijn om de gehele gemeenschap te betrekken in het gesprek. Ze hebben niet alleen zeggenschap vanaf de preekstoel, ook binnen de kleinere, informele verbanden wordt hun inspraak gewaardeerd. Het aanzien van geloofsleiders is vaak groot. Er wordt goed geluisterd naar wat zij te delen hebben. Daarbij is seksueel geweld een onderwerp dat iedereen aangaat. Of je jezelf nu beschouwt als moslim, protestant of katholiek. De problemen spelen binnen elke religieuze stroming.’
‘De EFLC-methode is eigenlijk vrij eenvoudig’, vertelt Sata. ‘Er zijn drie fases van elkaar te onderscheiden. In de eerste fase richten we ons op het trainen van de geloofsleiders en andere rolmodellen binnen de gemeenschap. Zij hebben ondersteuning nodig in het formuleren van de juiste boodschap en het aanspreken van hun doelgroep. In de tweede fase richten we ons op de implementatie. In deze fase moeten de geloofsleiders en rolmodellen zelf aan de slag. In de laatste, de afrondende fase, nemen we als organisatie langzaam afstand tot de desbetreffende gemeenschap. Het is de bedoeling dat zij dan zelfstandig de problemen rondom seksueel geweld opmerken en aankaarten. Wij zijn er dan nog wel om de situatie te monitoren en te ondersteunen waar dat nodig is.’
Percepties en culturele tradities zijn vaak stevig verankerd in de gemeenschap.
In de succesverhalen die Sata te horen krijgt, komt dit ene aspect bijna altijd naar voren: er heeft een mentaliteitsverandering plaatsgevonden. Sata: ‘Het succes van de EFLC-methode is dat het een methode is die de mentaliteit van mensen verandert. En dat is geen makkelijk proces. Percepties en culturele tradities waarbij geweld een rol speelt zijn vaak stevig verankerd in de gemeenschap.’ Zowel mannen als vrouwen trekken de bestaande normen niet zo snel in twijfel. En dat is niet zo vreemd. Soms wordt geweld al generaties lang getolereerd. ‘Een goed voorbeeld is de heersende gedachte binnen veel Congolese gemeenschappen dat mannen het recht zouden hebben om hun vrouw te corrigeren door fysiek geweld te gebruiken. Wij vinden dit in alle gevallen onacceptabel, maar binnen deze gemeenschappen kost het écht tijd om mensen van gedachte te laten veranderen.’
45 Procent van de mannen gaf na het project aan minder snel geneigd te zijn tot het corrigeren van hun vrouw door middel van fysiek geweld. De vrouwen komen met een genuanceerdere verwachting. Van de vrouwen acht 13 procent het minder waarschijnlijk dat geweld zal worden gebruikt in situaties van onderling conflict.
Vrouwen worden weer als erfgenaam van een stuk land erkend.
Toch wordt juist ook de positieve impact van het project opgemerkt. Zo blijkt ook uit de verschillende andere voorbeelden van het afgelopen jaar. ‘Ik heb verhalen van vrouwen ontvangen die inmiddels als erfgenaam van een stuk land worden erkend. Voorheen mocht een vrouw geen land erven en was dit dus ondenkbaar. Ook zijn er verschillende jongvolwassen meisjes die nu naar school gaan. Ook hun ontwikkeling wordt nu als waardevol gezien.’ Tegelijk erkent Sata dat er nog genoeg moet gebeuren. ‘We zijn nu een jaar verder sinds de start van het project. Ik hoop dat de verandering nog beter zichtbaar wordt in de komende twee jaar.’
We doen het werk dus samen. De ondersteuning van anderen is hard nodig.
Wat ook nieuw is aan het project, is de manier waarop de boodschap wordt ondersteund. In samenwerking met de betrokkenen uit de gemeenschap is er een podcast gemaakt waarin de gemeten resultaten uit het project worden gedeeld. In deze podcast gaan de deelnemers aan het project in gesprek over wat ze geleerd hebben en hoe hun leven de afgelopen periode is veranderd.
‘De keuze voor een podcast is een keuze die kansen biedt en tegelijk een keuze met uitdagingen. Niet iedereen meewerken aan de productie van de podcast. Zo was het een minimaal vereiste dat je in staat bent om te kunnen lezen en schrijven. Veel mensen zijn analfabeet en konden dus niet in het productieproces betrokken worden. Gelukkig konden deze mensen wel deelnemen aan de interviews in de podcast en op die manier hun kennis en ervaring delen.’
‘Een andere uitdaging had te maken met de medische ondersteuning die er binnen de gemeenschap beschikbaar was voor de aanpak van seksueel geweld. Wij beschikken zelf niet over medische expertise. Daarvoor hebben we hulp van buitenaf nodig. Soms lijkt het erop dat we slachtoffers niet kunnen doorverwijzen. Op zo’n moment is de inzet van andere humanitaire organisaties hard nodig. Zij weten soms beter in welke regio er medisch specialisten beschikbaar zijn óf ze dragen mensen uit hun eigen organisatie aan. We doen het werk dus samen. De ondersteuning van anderen is hard nodig.’
Sata geeft aan dat deze uitdagingen mede te maken hebben met de veranderende context waarbinnen ze opereren. ‘Het uitvoeren van dit project binnen een noodhulpsituatie is nieuw voor ons. Vaak vertrekken organisaties die deze projecten uitvoeren na korte tijd weer. We waren benieuwd of de mensen, na ons vertrek, in staat waren om met de aangereikte tools aan de slag te gaan. En dat is zeker het geval. Nu we de gemeenschap een positieve ontwikkeling zien doormaken raak ik er steeds meer van overtuigd dat geld toeschuiven niet werkt. De gemeenschap in staat stellen te handelen door middel van training, daarentegen, wel!’
*over deze methode lees je meer in het rapport onderaan deze pagina.
Dit project, uitgevoerd in samenwerking met de DRA, wordt gefinancierd met fondsen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.