Nienke Bakker - hoofd EO Metterdaad - reisde recent samen met Tearfund af naar Bangladesh. Daar ontmoet ze Hasina, een gevluchte Rohingya-vrouw. Het gesprek dat volgt, maakt veel indruk op Nienke. 'En dan kijkt ze me recht in mijn ogen en vraagt of ik haar laatste levende kindje mee wil nemen naar huis...'
Door de camera staarden haar ogen me aan: dof en uitdrukkingsloos. Dat was ik nooit vergeten. De ogen van Hasina. Vier jaar geleden bezochten mijn collega’s haar in het grootste vluchtelingenkamp ter wereld: het Rohingya kamp in Cox’s Bazar – Bangladesh. Ze vertelde dat ze net als 1 miljoen andere Rohingya gevlucht was uit Myanmar, waar ze als staatloze burgers niet mochten bestaan. Haar familie werd vermoord, zelf werd ze verkracht. En in haar armen lag een zoontje van nog geen jaar; geboren uit de verkrachting.
Haar hutje durfde ze niet te verlaten. Die ongelooflijke leegte en gelatenheid die spraken uit haar ogen en haar verhaal, zijn me tijden bijgebleven. Het is nu vier jaar later. Samen met onze partner Tearfund bezoek ik het kamp om te kijken naar de investeringen van de afgelopen jaren. En nu loop ik door diepe plassen in de stromende regen naar het hutje van Hasina. Hoe zou het met haar zijn? Lukt het haar om van haar kindje te houden?
Ik buk om een omgevallen boom te ontwijken die vannacht op haar hutje is gevallen. Ze ontvangt me samen met een kindje van een jaar of één. Dit moet een ander kindje zijn, realiseer ik me direct. Hasina heeft counseling gehad de afgelopen jaren en ze begint door de tijd heen een manier te vinden om met haar trauma uit Myanmar te leven, vertelt ze.
Ik voel aan alles: dit kind was geliefd
Maar als ik vraag naar haar zoontje die we vier jaar geleden filmden, komen de tranen. Hij had een beperking en is recent overleden. Haar tranen bewijzen haar liefde en gemis, hoe afschuwelijk pijnlijk de relatie tot de vader ook was. Ik slik. Ik knik ernstig. Ik voel aan alles: dit kind was geliefd.
Er is heel goed werk gedaan hier in het kamp. We hebben in de afgelopen jaren goede toiletten laten bouwen, er is een kleuterschooltje met stralende kinderen, een waterafvoersysteem dat in deze moessontijden haar werk goed doet. De counseling heeft geholpen en dat maakt me dankbaar. En toch zit Hasina hier nog steeds. De overheid van Bangladesh staat niet toe dat de vluchtelingen uit het kamp vertrekken. Myanmar wil ze niet terug. Er is geen doel, zo weinig perspectief voor de kinderen. Het maakt een nieuwe psychische nood zichtbaar voor deze mensen die al zoveel hebben meegemaakt. Ik knik begripvol naar Hasina. Ik zeg dat ik begrijp dat dit ontzettend moeilijk voor haar moet zijn. Het ongemak van mijn welvaart giert door mijn lijf. De uitzichtloosheid van haar bestaan knaagt in mijn hoofd.
Het is tijd om afscheid te nemen. Ik wil haar groeten, het allerbeste wensen. Hoe kan ik? En dan kijkt ze me recht in mijn ogen en vraagt of ik haar laatste levende kindje mee wil nemen naar huis. Ik schrik. Ik zeg haar met de grootste ernst en liefde die ik op kan brengen dat dit kindje vast bij zijn moeder wil blijven. Als ik naar buiten stap, de stromende regen in, huilt mijn hart met de kracht van de moesson.
Beeld: EO Metterdaad