We hebben iets te vieren: dit jaar eindigt het werk in Cambodja en de Filipijnen. ‘We zijn in beide landen op het punt gekomen dat wij niet meer nodig zijn. Dat komt doordat we de afgelopen jaren hebben geïnvesteerd in een nieuwe manier van werken. Dus ja, de vlag mag uit’, vertelt Matthijs van Pijkeren, projectleider Azië.
Maar dat betekent niet dat Tearfund zich compleet terugtrekt uit de landen. De projectleiders blijven in contact met lokale partners. ‘Daar blijven we ook in investeren. Waar mensen in nood zijn, moet je altijd kijken of je iets kunt doen’, vindt Fennelien Stal, projectleider Filipijnen.
In zowel Cambodja als de Filipijnen is de afgelopen jaren naar een andere manier van werken toegewerkt. ‘We hebben er niet voor gekozen om gewoon te stoppen met het financieren van projecten, maar we zijn bewust gaan werken aan een ander doel’, zegt Matthijs. ‘Dat doel was het opzetten van een sterk netwerk van lokale kerken en christelijke organisaties, dat met eigen middelen en minimale steun van ons verder gaat met het werk dat de afgelopen jaren zo succesvol is geweest: de armoedespiraal doorbreken via lokale kerken op het platteland.’
Het land moest toen vanaf de grond worden opgebouwd.
Cambodja is een land in Zuidoost-Azië met bijna 17 miljoen mensen. Het is een mooi land met ongelooflijk aardige mensen en ontzettend lekker eten, weet Matthijs. Maar het is ook een land dat oorlogen heeft meegemaakt, waardoor veel verwoest is. Tearfund begon tijdens die oorlogen noodhulp te geven aan Cambodjaanse vluchtelingen in de buurlanden. En toen het mogelijk was begon de wederopbouw. ‘In de jaren negentig kwam er vrede en daarmee meer mogelijkheid om op te bouwen. Het land moest toen vanaf de grond worden opgebouwd. Het is een tijd geweest waar veel ngo’s opstartten.’
Naast de economie moesten ook relaties weer opgebouwd worden. ‘Het was een land waar mensen met wantrouwen leefden. Bijna niemand had een opleiding en de meesten hadden geen familiebanden. Mensen wisten bijvoorbeeld niet wanneer ze geboren zijn, omdat er geen familie meer over was. Ik vond dat echt ongelooflijk om te horen. Je merkt dat die houding doorwerkt in de afhankelijkheid van buitenlandse funding.’
Tearfund Nederland is dus al sinds de jaren zeventig actief in Cambodja. Matthijs: ‘Tien jaar geleden stelde een collega van mij een schokkende en revolutionaire vraag aan de partnerorganisaties: ‘Wanneer kunnen wij weg?’ Eerst dachten de Cambodjanen dat ze zonder buitenlandse fondsen niet zouden kunnen overleven. Maar er kwam een omslag in hun denken. Ze zeiden: ‘We moeten zorgen dat wij zonder het buitenland kunnen rondkomen.'
We zien nu de vruchten van de focus op samenwerkingen met lokale organisaties.
Tearfund besloot haar strategie in 2011 te wijzigen en meer te focussen op samenwerkingen met lokale organisaties, kerkelijke netwerken, bijbelscholen en andere instituten. ‘De kerk is bijvoorbeeld met de gemeenschap op zoek gegaan hoe ze haar eigen problemen met eigen middelen kan aanpakken. Dat is een nieuwe manier van denken, ook voor ons. Daar zien we nu de vruchten van.’
Het is volgens Matthijs een duurzame verandering. ‘Verandering kost altijd tijd. Maar als je loopt op het tempo van de gemeenschap, de kerk en de mensen erbij betrekt, dan merk je verandering in de mindset. Dan is het duurzaam. Dat hebben we gezien.’
‘Een vrouw heeft geïnvesteerd in een stuk land, waar ze watermeloenen kweekt. Ze heeft drie dochters en is altijd heel arm geweest. Trots liet ze dat stuk land zien, en ze kon al zien hoeveel haar dat ging opleveren. Ze had de moed om zelf ondernemer te worden, dat had ze van zichzelf niet verwacht.’ Daarnaast is ze ook een huiswerkklas begonnen om de kinderen uit haar dorp te leren lezen en schrijven. ‘Ze zag dat de nood in de gemeenschap en is het gewoon gaan doen. Dat getuigt van ondernemerschap, dienen van de gemeenschap en eigenaarschap.’
In tien jaar tijd is het netwerk van lokale organisaties en kerken zo gegroeid, dat sommige Cambodjanen niet eens wisten dat dit netwerk op de achtergrond nog gefinancierd werd met geld uit het buitenland. ‘Er is een internationale beweging van kerken met mensen die deze aanpak hebben ontdekt en blijven toepassen. Zij gaan daar verder mee, ook zonder onze financiële steun’, zegt Matthijs. ‘Onze rol is om het netwerk in Cambodja te verbinden aan wat er elders in de regio gebeurt, bijvoorbeeld in Indonesië. Natuurlijk zullen we actief zijn als er een ramp gebeurt, maar voor de rest gaat het prima zonder ons.’
Na de eerste fase van noodhulp, kijken we hoe we de kerken bij de wederopbouw kunnen betrekken.
Dat geldt net zo voor de Filipijnen, waar regelmatig tyfoons over de eilanden razen. Begin november raasde Goni nog over de Filipijnen. Goni, de krachtigste tyfoon die het land treft sinds Haiyan, die in november 2013 meer dan 6300 mensen doodde. Haiyan was een uitzonderlijke zware tropische cycloon, die de hoogste categorie 5 ruim overschreed. ‘We hebben destijds veel noodhulp geboden’, zegt projectleider Fennelien. ‘Na de eerste fase van noodhulp, kijken we hoe we de kerken bij de wederopbouw kunnen betrekken.’
De Filipijnen ligt net als Cambodja in Zuidoost-Azië en telt zo’n 106 miljoen mensen. De archipel bestaat uit 7641 eilanden. Is Cambodja overwegend boeddhistisch, de Filipijnen zijn vooral christelijk. ‘Het is mooi dat het werken vanuit het Evangelie heel normaal is, dat je geen tegenstand merkt. Daar zit veel potentie in.’
Sinds 2017 worden lokale kerken, organisaties en partners getraind om een bredere rol in de gemeenschap op te nemen. Daar was gelijk veel animo voor. Inmiddels zijn twaalf kerken getraind, waarvan zeven in hoofdstad Manilla. In Manilla werken kerken vaak samen met mensen die in arme wijken wonen om met elkaar de problemen aan te pakken.
De andere kerken zijn gevestigd op het eiland Samar, waar tyfoon Haiyan veel schade aanbracht. ‘De kerken op het platteland zijn aan de slag gegaan om mensen in hun dorpen te helpen. Zij speelden een grote rol in het noodhulpprogramma. Vanaf 2017 zijn ze getraind om samen met dorpsgenoten verder te werken aan de ontwikkeling van hun dorp. Zo kunnen zij zich zo goed mogelijk voorbereiden op nieuwe rampen.’
Het mooie aan deze manier van werken, vindt Fennelien, is dat mensen zelf goed weten wat hun problemen zijn en wat nodig is om het op te lossen. ‘Daardoor wordt het gedragen door de gemeenschap. Vanaf het begin is het meer een eigen project en kunnen ze het zelf verder brengen.’
De mensen die ik daar ontmoet heb, zetten hun schouders eronder, helpen elkaar en leggen hun vertrouwen in God.
Tearfund heeft een team in Zuidoost-Azië. ‘We willen onze partner in de samenwerking met het team blijven ondersteunen. Begin volgend jaar willen we met de partner kijken wat zij als organisatie nog meer kunnen verbeteren om snel en effectief op grote rampen te kunnen anticiperen. Als er weer een enorme storm aankomt, zijn ze dan goed voorbereid om samen met de kerkpartners in actie te komen.’
Fennelien is onder de indruk van de mensen op de Filipijnen. ‘Ze hebben zoveel meegemaakt en lijken gewend aan de vele stormen. Ze weten dat ze veel kunnen verliezen en bereiden zich voor als er een tyfoon nadert. Wij zijn hier snel van de leg, als het bijvoorbeeld sneeuwt. Maar de mensen die ik daar ontmoet heb, raken niet moedeloos door de rampen. Ze zetten hun schouders eronder, ze helpen elkaar en ze leggen hun vertrouwen in God.’
Tekst: Marina de Haan