Hij ruilde het pittoreske Hattem in voor een ‘lelijk rijtjeshuis’ in de Bijlmer. En toch voelt Trinity-zanger, presentator en Tearfund-ambassadeur Elbert Smelt zich er gelijk thuis. 'Thuis is de plek waar ik het leven kan delen, met mijn gezin en alle andere mensen om mij heen. Thuis kan voor mij dus echt overal zijn. Het is niet gebonden aan een plek.'
'Home is where the heart is. Dat klinkt wel cheesy he?' Laat Elberts hart nou verbonden zijn met héél veel plekjes op aarde. Van Peru, waar zijn wieg stond, en Indonesië, waar zijn vrouw Linda opgroeide en waar hij met zijn gezin drie maanden neerstreek, tot Hattem, waar hij de afgelopen zes jaar in een knus, groen, fijn buurtje woonde. 'Hattem heeft een Hollands gezinnetje van ons gemaakt. We zijn nogal van de lossigheid, dus het was fijn om hier wat vastigheid te creëren. We hebben veel vrienden gemaakt die achter ons staan, waar we ook gaan.'
Het is alsof je wordt uitgehuwelijkt aan je buren.
Ook nu Elbert sinds een paar maanden ‘een lelijk rijtjeshuis in de Bijlmer’ zijn thuis noemt. “We wilden als gezin weer gaan reizen, en toen kwam corona. Even later stuitten we op een advertentie van Timon, over een nieuwe noodopvanglocatie in Amsterdam Zuid Oost. Drie maanden later waren we over.”
De overgang van het Hollandse platteland naar de smeltkroes van allerlei landen en culturen in de stad kan haast niet groter. “Ineens besefte ik hoe mooi Hattem was. Ik moet met andere ogen kijken om de schoonheid rondom ons nieuwe thuis te zien. Hier zit schoonheid in een zwerm parkieten die ineens kwekkend overvliegen. In vleugjes exotische etensluchten die me meevoeren naar verre oorden. In een glimp van de ondergaande zon door de ramen van de metro.”
Samen met twee andere gezinnen zorgen Elbert en Linda voor de zestien alleenstaande moeders die om hen heen wonen. Voor zover de coronamaatregelen het toelaten, eten ze met elkaar in de gezamenlijke woonruimte of bouwen ze een kampvuur in de gezamenlijke achtertuin. “In het park hadden we een blind date met de twee andere gezinnen. Met hen rooien we het nu. We zijn elkaars BSO, regelen samen de tuin, zorgen samen voor de moeders om ons heen. Het is soms best ingewikkeld, want je kent elkaar nog niet goed. Het is alsof je wordt uitgehuwelijkt aan je buren.”
Thuis-zijn zit ‘m voor Elbert niet in spullen. 'Dat creëren van een thuisgevoel met een mooie HK-livingachtige inrichting is in deze tijd een beetje een afgod geworden. We pompen geld in onze huizen omdat het ons gelukkig moet maken, of omdat we het als statussymbool moeten showen. We proberen huiselijkheid te kopen. Hoewel mooie spullen heus wel kunnen helpen, kun je huiselijkheid niet kopen. Je moet het maken met elkaar.'
Alleen zijn planten móésten mee naar het nieuwe huis. 'Die zijn de afgelopen jaren zo mooi gegroeid, dat ik er best wel aan gehecht ben geraakt. De rest kun je zelf maken of aan de straat halen. Omdat veel mensen in de Bijlmer geen auto hebben en het kringloopsysteem dus niet echt werkt, staat het oud vuil elke week langs de straat. Ik vis er vaak wat uit voor thuis. Terwijl ons huis eigenlijk al te vol staat.'
Ik heb me laten vinden door God, waardoor ik weet wat mijn thuishaven is
Als Elbert thuiskomt, zet hij eerst koffie. 'Met opgeklopte melk. Dan zet ik een muziekje aan. Heel belangrijk. Ik luister graag naar moderne klassieke muziek van Olafur Arnalds of naar soulmuziek van Gregory Porter. We zijn met Trinity bezig met een nieuw familiealbum en als mijn broer Niek weer iets verder is met een mix, zet ik dat op. Dan kan ik lekker dansen, headbangen, of juist mijmeren. Een van onze nieuwe liedjes gaat over de cultuur die je thuis kunt creëren. Daarin staat de eettafel centraal. Ik hou van koken en samen eten; dat is de plek waar de verbinding ontstaat.'
Als je je overal thuis kunt voelen, heb je dan nooit heimwee? 'Als je goed naar onze liedjes luistert, zit daar veel heimwee in. Maar het gaat om een diepliggende heimwee naar het paradijs, de hemel op aarde, het koninkrijk. We zijn als christenen altijd op weg; maar niet per se omdat we niet weten waar we thuis zijn.'
Dat stadium van niet weten waar hij thuis is, heeft hij zeker meegemaakt. “Ik was cynisch over het mensenwerk in de kerk, de hokjes en vakjes, mijn eigen twijfels, wat heeft het leven voor zin, waar moet het naartoe met deze wereld… Dat alsmaar zoeken naar zingeving en vervulling, is overgegaan in vinden. Ik heb me laten vinden door God, waardoor ik weet wat mijn thuishaven is. Er ligt een basis onder mijn leven. Het avontuur gaat heus wel verder, want mijn commitment naar God, naar mijn vrouw en gezin, en nu naar de Bijlmer, maakt dat er altijd een nieuwe horizon ontstaat. En dus blijf ik dwalen, wetend dat ik thuis ben. Net als een pelgrim, die weet waar zijn huis is, maar tijdelijk op reis is naar een hoger doel.”
Als je zo’n druk leven hebt – naast leadzanger van de band Trinity is Elbert ook presentator van het diverse kinderprogramma’s op NPOZapp en vader van drie kinderen – is het dan niet vermoeiend als thuis ook elk moment een beroep op je kan worden gedaan? “Eigenlijk ben ik wel iets te weinig alleen thuis, ja. Ik mis de cafés en de bibliotheek, waar ik me even kon ‘terugtrekken’. Gelukkig heb ik een campertje. Daarin rijd ik rond en overbrug ik af en toe wat tijd tussen afspraken.”
Een stukje thuis op wielen, dus. “Misschien is dat wel een mooi symbool voor hoe ik leef. Thuis is overal. Soms ben ik jaloers op mensen die hun thuis op één plek hebben, met familie, vrienden, kerk en werk dichtbij. Maar dat kan ik al niet eens meer willen, dankzij mijn startpositie, die mij door mijn ouders’ werk in Peru is overkomen. Dus probeer ik gewoon wat te maken van mijn troubadoursbestaan.”
Om hulp vragen heb ik moeten leren, want als man wil je het toch vaak zelf fixen.
Dat Elberts tuin nu grenst aan al die van al zijn buren, wenst hij meer mensen toe. 'Het zou mooi zijn als we allemaal wat meer die schuttingen doorbreken. Ik heb dat individualistische altijd al gek gevonden aan de Nederlandse samenleving, zoekend naar vrijheid en zelfontplooiing. In Indonesië deel je je binnenplaatsje met heel je familie. In Zuid-Amerika woont ook alles aan nichtjes en neefjes door elkaar. Begrijp me niet verkeerd: dat is heus niet alleen maar gezond – zeker niet als er armoede, misbruik en ellende bij komt kijken. Maar toch: Hier is het vertrekpunt ‘ik’ en dat zou wat meer naar 'wij' toe kunnen.'
Elbert vindt het jammer dat wij in Nederland dat ‘wij-element’ een beetje zijn kwijtgeraakt. 'Het is heel bevrijdend als je om hulp kunt vragen aan je oma, buurman of tante, als je het even niet meer trekt. Om hulp vragen heb ik moeten leren, want als man wil je het toch vaak zelf fixen. Bij onze verhuizing heb ik bewust mensen om hulp gevraagd. En ook voor de gezamenlijke tuin willen we hulptroepen inschakelen.'
'Sommige mensen scheiden het liever, maar ik vind het juist leuk en makkelijk als de plek waar ik woon, ook de plek van mijn missie is. Ik vind het heerlijk om een bord eten te delen of te halen bij de buren. Om een paar uur op een klein buurjochie te kunnen passen, omdat zijn moeder een stageadres heeft gevonden. Of als ik toch naar de bouwmarkt moet, ik ook iets mee kan nemen voor de buurvrouw, en dat gewoon even kan aanbieden. Elkaar op die manier terloops praktisch kunnen helpen, is voor mij een goed medicijn tegen de corona blues. Dan is dit huis misschien niet mijn droomhuis; het is wel de plek waar ik het leven kan delen. Thuis, dus.'